Tweegesprek
De geschiedenis van NEN
In gesprek met Monique van Schaik en Frans Gooskens
NEN is opgericht in 1916 en heeft haar 100-jarig jubileum alweer een tijdje achter de rug. Maar wat weten we eigenlijk van NEN’s geschiedenis? Monique van Schaik en Frans Gooskens zoeken dit uit.
“Gertjan van den Akker benaderde mij om het archief van NEN op orde te brengen,” zegt Frans. “Ik heb best lang bij NEN gewerkt en ook geschiedenis gestudeerd. Er waren zo veel nieuwe mensen begonnen. Ze wilden de kernwaarden van NEN, die ook in het verleden zitten, beter kunnen uitdragen aan nieuwe medewerkers. Gaandeweg kwam Monique mij hierbij helpen. Zij heeft meer NEN-ervaring dan ik, dat is heel handig.”
Monique: “We wilden series van opeenvolgende jaren van verschillende onderwerpen vormen (jaarverslagen, tijdschriften, foto’s etc.), dus kasten in, mensen langs. In het magazijn stond ook genoeg. Het is veel werk en om onszelf een beetje te beschermen, spraken we af alleen papier te pakken. Het digitale materiaal is dan voor een volgende ronde.”
Alles wordt uiteindelijk overgedragen aan het Noord-Hollands Archief in Haarlem. Daar staat al een stuk archief van 1916 tot 1970. Monique en Frans kijken naar 1930 tot 2000. Het Noord-Hollands Archief neemt alleen materiaal aan als volgens hun standaarden wordt gewerkt. Frans: “Dat is voor ons als normalisatie-instituut natuurlijk een makkie. We verpakken alles in dozen die zij hebben voorgeschreven, de archiefdoos 169. Alles gaat in zuurvrije kartonnen omslagen, nietjes eruit, paperclips eraf. Die gaan na een tijdje roesten en dan krijg je roestsporen. Elke map krijgt een nummer, dat in Excel komt. Daarin beschrijven we ook alles.” De twee archieven ‘Haarlem-oud’ en ‘NEN-nieuw’ worden uiteindelijk bij elkaar gevoegd tot één samenhangend archief, met een archiefinventaris en een inleiding. Dit archief is inzichtelijk voor iedereen.
“We hebben een aantal series compleet of zo goed als compleet,” vertelt Monique enthousiast. “Vanaf 1917 ontbreken er bij de jaarverslagen maar 2 of 3 jaren. Het personeelstijdschrift is helemaal compleet, en van het NEC-jaarboek hebben we ook veel teruggevonden.” Bij foto’s is het wat ingewikkelder. “Soms is het enorm zoeken naar wat precies op de foto’s staat. Welk evenement is het, waar is het, wie staan erop? Dat hebben we eigenlijk nooit goed bijgehouden. Dat is jammer want foto’s zeggen heel veel. We zijn nu dan ook richtlijnen aan het maken, hoe gaan we vanaf nu met het archief om, om te voorkomen dat we over tien jaar opnieuw zo’n exercitie moeten doen. Wat bewaren we hoelang? Wat kan weg? Daar moeten we met elkaar goed over nadenken, want: zonder geschiedenis, geen toekomst. Maar het is verrassend hoeveel er is.”
Frans: “Voor mij was de grootste verrassing dat er een aaneengesloten serie met bestuursstukken bleek van 1913 tot 1990. Er was gezegd dat alles was afgebrand in de Tweede Wereldoorlog, maar dat is dus niet zo. Hoe NEN de Tweede Wereldoorlog heeft overleefd, is ook interessant. Dat hebben ze deels gedaan door in te springen op de noden van de oorlog. De oorlog gaf natuurlijk schaarste. Heel veel bouwmaterialen waren bijvoorbeeld niet meer te krijgen, dus toen moesten normen herschreven worden om ze geschikt te maken voor alternatieve grondstoffen. Daarnaast kwam er op een gegeven moment druk van de Duitse bezetter dat NEN DIN-normen over moest gaan nemen omdat de Nederlandse bedrijven zo veel exporteerden naar Duitsland. NEN heeft dat slim gespeeld door een soort overeenkomst te sluiten met de Duitsers maar daarbij te zeggen dat de beslissing bij de experts in de commissies lag. Ze wisten natuurlijk wel dat de experts in de commissies niet erg Duitsgezind waren.”
NEN is in de loop der jaren enorm veranderd. “Het grootste verschil van NEN toen en NEN nu is de schaalgrootte. Toen de hoofdcommissie in Nederland in 1916 werd opgericht, was het idee dat alles met alleen vrijwilligers zou moeten kunnen. Vandaar dat er ook geen stichting was met een eigen rechtspersoon. Er kwamen alleen geen normen tot stand. Twee jaar later, in 1918, zijn ze toen gaan professionaliseren. Dat moest wel want de Duitsers hadden in 1918, een jaar na hun oprichting, al meer normen dan Nederland in twee jaar tijd. Met de eerste directeur, Ernst Heijmans, kwamen de eerste technische tekenaars en secretarissen. Ook werd er een boekhouder aangesteld, die penningmeester werd genoemd. Toen werd NEN een stichting en begon op te treden als werkgever.”
Monique vult aan: “Een ander groot verschil is de internationalisering en Europeanisering. Het werd allemaal wat dwingender en professioneler. Tot 1954 werden normteksten nog met de hand geschreven. Die handgeschreven normen waren dan vaak nog concepten. Als ze dan op een gegeven moment klaar waren, dan gingen ze naar de drukker. Dat waren dan normen van meestal één A4-tje. Normalisatie was vroeger trouwens echt een mannenwereld. Alle secretarissen, dat zijn nu consultants, waren mannen. Daarentegen werd netjes meneer en u gezegd, want ze hadden gestudeerd. Tegenwoordig werken bij NEN gelukkig ook veel vrouwen, maar de directeuren waren, op Femke na, allemaal mannen.”
NEN groeide en groeide. Er moest een nieuw onderkomen komen, op de Vlinderweg. Monique schiet in de lach. “We hadden een stuurgroep Huisvesting opgericht en daarin zaten alle Business Unit Managers. Het nieuwe gebouw werd bijna opgeleverd, en wat bleek? We waren helemaal vergeten dat we een magazijn hadden én een reproafdeling. De mensen van de reproafdeling waren daar heel ontstemd en verdrietig over. In de stuurgroep zat dus iemand die zijn hele afdeling was vergeten!”
Frans concludeert: “Al met al zijn we trots dat we bij een organisatie werken die van alles heeft meegemaakt. NEN heeft het altijd kunnen volhouden door enthousiasme, loyaliteit van medewerkers en een tomeloze inzet. Dat is niet alleen de laatste jaren zo, dat lees ik steeds door de jaren heen.”
NEN is opgericht in 1916 en heeft haar 100-jarig jubileum alweer een tijdje achter de rug. Maar wat weten we eigenlijk van NEN’s geschiedenis? Monique van Schaik en Frans Gooskens zoeken dit uit.
“Gertjan van den Akker benaderde mij om het archief van NEN op orde te brengen,” zegt Frans. “Ik heb best lang bij NEN gewerkt en ook geschiedenis gestudeerd. Er waren zo veel nieuwe mensen begonnen. Ze wilden de kernwaarden van NEN, die ook in het verleden zitten, beter kunnen uitdragen aan nieuwe medewerkers. Gaandeweg kwam Monique mij hierbij helpen. Zij heeft meer NEN-ervaring dan ik, dat is heel handig.”
Monique: “We wilden series van opeenvolgende jaren van verschillende onderwerpen vormen (jaarverslagen, tijdschriften, foto’s etc.), dus kasten in, mensen langs. In het magazijn stond ook genoeg. Het is veel werk en om onszelf een beetje te beschermen, spraken we af alleen papier te pakken. Het digitale materiaal is dan voor een volgende ronde.”
Alles wordt uiteindelijk overgedragen aan het Noord-Hollands Archief in Haarlem. Daar staat al een stuk archief van 1916 tot 1970. Monique en Frans kijken naar 1930 tot 2000. Het Noord-Hollands Archief neemt alleen materiaal aan als volgens hun standaarden wordt gewerkt. Frans: “Dat is voor ons als normalisatie-instituut natuurlijk een makkie. We verpakken alles in dozen die zij hebben voorgeschreven, de archiefdoos 169. Alles gaat in zuurvrije kartonnen omslagen, nietjes eruit, paperclips eraf. Die gaan na een tijdje roesten en dan krijg je roestsporen. Elke map krijgt een nummer, dat in Excel komt. Daarin beschrijven we ook alles.” De twee archieven ‘Haarlem-oud’ en ‘NEN-nieuw’ worden uiteindelijk bij elkaar gevoegd tot één samenhangend archief, met een archiefinventaris en een inleiding. Dit archief is inzichtelijk voor iedereen.
“We hebben een aantal series compleet of zo goed als compleet,” vertelt Monique enthousiast. “Vanaf 1917 ontbreken er bij de jaarverslagen maar 2 of 3 jaren. Het personeelstijdschrift is helemaal compleet, en van het NEC-jaarboek hebben we ook veel teruggevonden.” Bij foto’s is het wat ingewikkelder. “Soms is het enorm zoeken naar wat precies op de foto’s staat. Welk evenement is het, waar is het, wie staan erop? Dat hebben we eigenlijk nooit goed bijgehouden. Dat is jammer want foto’s zeggen heel veel. We zijn nu dan ook richtlijnen aan het maken, hoe gaan we vanaf nu met het archief om, om te voorkomen dat we over tien jaar opnieuw zo’n exercitie moeten doen. Wat bewaren we hoelang? Wat kan weg? Daar moeten we met elkaar goed over nadenken, want: zonder geschiedenis, geen toekomst. Maar het is verrassend hoeveel er is.”
Frans: “Voor mij was de grootste verrassing dat er een aaneengesloten serie met bestuursstukken bleek van 1913 tot 1990. Er was gezegd dat alles was afgebrand in de Tweede Wereldoorlog, maar dat is dus niet zo. Hoe NEN de Tweede Wereldoorlog heeft overleefd, is ook interessant. Dat hebben ze deels gedaan door in te springen op de noden van de oorlog. De oorlog gaf natuurlijk schaarste. Heel veel bouwmaterialen waren bijvoorbeeld niet meer te krijgen, dus toen moesten normen herschreven worden om ze geschikt te maken voor alternatieve grondstoffen. Daarnaast kwam er op een gegeven moment druk van de Duitse bezetter dat NEN DIN-normen over moest gaan nemen omdat de Nederlandse bedrijven zo veel exporteerden naar Duitsland. NEN heeft dat slim gespeeld door een soort overeenkomst te sluiten met de Duitsers maar daarbij te zeggen dat de beslissing bij de experts in de commissies lag. Ze wisten natuurlijk wel dat de experts in de commissies niet erg Duitsgezind waren.”
NEN is in de loop der jaren enorm veranderd. “Het grootste verschil van NEN toen en NEN nu is de schaalgrootte. Toen de hoofdcommissie in Nederland in 1916 werd opgericht, was het idee dat alles met alleen vrijwilligers zou moeten kunnen. Vandaar dat er ook geen stichting was met een eigen rechtspersoon. Er kwamen alleen geen normen tot stand. Twee jaar later, in 1918, zijn ze toen gaan professionaliseren. Dat moest wel want de Duitsers hadden in 1918, een jaar na hun oprichting, al meer normen dan Nederland in twee jaar tijd. Met de eerste directeur, Ernst Heijmans, kwamen de eerste technische tekenaars en secretarissen. Ook werd er een boekhouder aangesteld, die penningmeester werd genoemd. Toen werd NEN een stichting en begon op te treden als werkgever.”
Monique vult aan: “Een ander groot verschil is de internationalisering en Europeanisering. Het werd allemaal wat dwingender en professioneler. Tot 1954 werden normteksten nog met de hand geschreven. Die handgeschreven normen waren dan vaak nog concepten. Als ze dan op een gegeven moment klaar waren, dan gingen ze naar de drukker. Dat waren dan normen van meestal één A4-tje. Normalisatie was vroeger trouwens echt een mannenwereld. Alle secretarissen, dat zijn nu consultants, waren mannen. Daarentegen werd netjes meneer en u gezegd, want ze hadden gestudeerd. Tegenwoordig werken bij NEN gelukkig ook veel vrouwen, maar de directeuren waren, op Femke na, allemaal mannen.”
NEN groeide en groeide. Er moest een nieuw onderkomen komen, op de Vlinderweg. Monique schiet in de lach. “We hadden een stuurgroep Huisvesting opgericht en daarin zaten alle Business Unit Managers. Het nieuwe gebouw werd bijna opgeleverd, en wat bleek? We waren helemaal vergeten dat we een magazijn hadden én een reproafdeling. De mensen van de reproafdeling waren daar heel ontstemd en verdrietig over. In de stuurgroep zat dus iemand die zijn hele afdeling was vergeten!”
Frans concludeert: “Al met al zijn we trots dat we bij een organisatie werken die van alles heeft meegemaakt. NEN heeft het altijd kunnen volhouden door enthousiasme, loyaliteit van medewerkers en een tomeloze inzet. Dat is niet alleen de laatste jaren zo, dat lees ik steeds door de jaren heen.”